Geef me niet alles wat ik vraag.
Soms vraag ik alleen
om te weten hoeveel
ik kan krijgen.
Schreeuw niet tegen me.
Als je schreeuwt heb ik minder respect voor je.
Daarbij leert je mij ook te schreeuwen
en dat wil ik niet.
Geef niet altijd bevelen.
Als je me iets vraagt
in plaats van te bevelen,
zal ik het vlugger en liever doen.
Doe wat je me belooft,
om het even of het goed of slecht is.
Als je me een beloning belooft of een straf,
geef me die dan.
Vergelijk me met niemand,
zeker niet met mijn broer of zus.
Als ik beter lijk dan een ander, zal die eronder lijden
en als ik slechter lijk, zal ik eronder lijden.
Verander niet om de haverklap van mening
over wat ik moet doen.
Beslis en houdt je aan die beslissing.
Vertel me geen leugens
en vraag me ook nooit om te liegen,
zelfs niet om uit een probleem te geraken.
Bij leugens voel ik mij niet goed:
ik verlies dan mijn geloof in wat je zegt.
Wanneer je je vergist hebt,
geef dit dan toe.
Dat zal mijn geloof in je versterken.
En het zal me leren mijn eigen
vergissingen ook toe te geven.
Vertel me niet dat je iets zult doen
als je het vervolgens niet doet.
Ik leer uit alles wat je doet,
ookal zeg je dat niet.
Maar ik zal nooit doen wat je zegt,
als je het zelf niet doet.
Wanneer ik je een probleem voorleg,
zeg dan niet:
“Ik heb geen tijd voor onbenulligheden.”
Of: “Dat heeft geen belang.”
Probeer mij te begrijpen en te helpen.
Zie mij graag en zeg me dat.
Ik heb graag dat je dat zegt,
ook al vindt je dat niet nodig.
(Bron onbekend)
